Als jongetje had ik twee dromen: de beste voetballer van de wereld worden, of popmuzikant. Op een bizarre manier zijn binnen een maand tijd mijn twee helden in die beide disciplines overleden. Oh ja, ik wilde ook graag Wimbledon winnen, dus ik doe bij deze een schietgebedje voor John McEnroe.
Johan Cruijff ken ik als voetballer eigenlijk alleen van archiefbeelden. Twee keer heb ik hem ‘live’ zien spelen, maar dat waren vriendschappelijke potjes, en hij was al op leeftijd – dat telt eigenlijk niet. Toch heeft zijn dood mij meer geraakt dan mijn muziekheld. Op de een of andere manier had ik het gevoel dat Cruijff onsterfelijk zou zijn. Daarnaast had hij kort geleden nog gezegd dat hij met 2-0 voor stond tegen zijn ziekte, en normaal gesproken geeft hij zo’n voorsprong niet meer uit handen. Van Prince wist ik dat hij sinds zijn vroegste jeugd dag en nacht werkte, en dat kan onmogelijk goed zijn voor je gezondheid.
Ik denk dat hun bekendheid in de wereld vergelijkbaar is, maar dat de impact die Cruijff heeft gehad op het zelfbewustzijn van de Nederlanders en de Catalanen nog grootser is. Zoals Cruijff een voorbeeld was voor veel jonge voetballertjes die zijn bewegingen en stijl probeerden te imiteren, was Prince dat ook voor andere muzikanten, maar zo onnavolgbaar dat niemand hem ooit heeft kúnnen imiteren.
In mijn vroege jeugd vond ik Prince een popmuzikant net als vele andere. Toen halverwege de jaren 80 de discussie ontstond of Michael Jackson of Prince een grotere popster was, koos ik de eerste. Ik had een cassettebandje met twee nummers: Purple Rain en Mountains. Beide vond ik niet spectaculair (nog steeds niet, vergeleken met veel ander werk van hem). Dat was, totdat ik ergens in 1986 bij Leo langsging, een vriend met wie ik computerspelletjes voor de Commodore 64 uitwisselde. Hij zat die dag hypernerveus naar Hilversum 3 te luisteren, omdat juist op die dag de eerste single van het nieuwe album van Prince gedraaid zou worden. Toen ik voor het eerst Sign o’ the Times hoorde, gebeurde bij mij hetzelfde als toen ik een paar jaar geleden in het Kröller Muller museum een schilderij van Van Gogh bekeek. Ik had er natuurlijk al talloze gezien, maar ineens werd ik volledig gegrepen door de intense schoonheid van het schilderij. Ik had hem ‘door’, bij wijze van spreken.
Vanaf die dag in 1986 was ik fan van Prince. Ik verzamelde al zijn werk, eerst op gekopieerde cassettebandjes, later door al zijn CDs te kopen. Op school waren ze niet zo Prince-minded. Klasgenoten stonden me raar aan te kijken toen ik, normaal rustig en terughoudend, volledig uit mijn dak ging toen U Got The Look gedraaid werd. Ik ben dus een van de weinige Prince fans die niet bij het concert in de Galgenwaard ben geweest, of bij de Nederlandse enclave in de Westfalenhalle. Uiteraard heb ik het concert wel live op TV gezien, enigszins gegeneerd omdat mijn meekijkende ouders dat kleine vunzige mannetje met zijn wanstaltige muziek maar helemaal niets vonden.
Toen ik ging studeren vond ik medestanders. Met Erik – en met vele flessen whiskey – heb ik nachtenlang zijn teksten (die bij veel CDs ontbraken) geprobeerd te analyseren. Met Gerben ging ik naar het eerste van vele concerten, in de Brabanthallen. Een beter concert van hem heb ik overigens niet meer gezien. We gingen bootlegs verzamelen, want het oeuvre van Prince bleek veel groter dan alleen zijn CDs, en de opnames van zijn liveconcerten en aftershows (Paard van Troje!) waren eigenlijk veel beter dan zijn overgeproduceerde albums.
Mijn haast maniakale drive om zoveel mogelijk bootlegs van Prince te verzamelen had ook iets treurigs. Sinds begin jaren 90 is Prince er nauwelijks meer in geslaagd om een album uit te brengen dat écht vernieuwend was, dus het was daardoor interessanter om materiaal te verzamelen uit de periode dat hij op zijn creatieve top stond.
Eind 2015 waren er geruchten dat hij weer naar Nederland zou komen voor een liveconcert; dit keer zou hij alleen een piano meenemen. Wat een vooruitzicht! Iedere dag heb ik op internet gecheckt of het al zover was. Uiteindelijk heeft hij vanwege de gebeurtenissen in de Bataclan besloten om helemaal niet naar Europa te komen. Mijn laatste keer Prince is dus de show in de Ziggo Dome geweest – helaas niet zijn beste optreden. De afgelopen jaren stond ik ook niet meer daags na het verschijnen van een nieuw album in de CD-winkel. Ik was (en ben) van plan om zijn twee laatste CDs komende week in New York te kopen, maar ik verwacht er eerlijk gezegd niet al te veel van.
Maar uiteindelijk heeft Cruijff uiteraard gelijk: Ieder nadeel hep z’n voordeel. Behalve als hij weer eens voor een concert naar Nederland kwam, had eigenlijk niemand het meer over Prince. Nu is hij opeens weer springlevend, en wordt zijn muziek weer overal over de wereld gedraaid. De legacy van de briljante muziek die hij in de jaren 80 heeft gemaakt zal voor eeuwig in het rijtje van 60-er jaren van de Beatles en helemaal terug tot aan Mozart passen.
Uiteindelijk zijn Cruijff en Prince dus beide tóch onsterfelijk. Ik ga weer wat mooie archiefbeelden van Cruijff bekijken, met daaronder de fenomenale muziek van Prince. Rust zacht, helden.